Harde schijven slaan gegevens op met miljarden piepkleine magneetjes, die elk een 0 of een 1 voorstellen. Hoe kleiner die magneetjes zijn, hoe meer data er op één schijf past. Maar er is een grens: als de magneetjes té klein worden, is het moeilijk om ze nog betrouwbaar te veranderen.
Daarom werden nieuwe technieken ontwikkeld, zoals MAMR (Microwave-Assisted Magnetic Recording) en HAMR (Heat-Assisted Magnetic Recording). Beide helpen om meer gegevens op dezelfde ruimte te bewaren. Bij MAMR gebruikt de schrijfkop microgolven – een soort radiogolven – om de magneetjes tijdelijk gemakkelijker te laten draaien. Zo kan de schijf sneller en met minder energie schrijven. Bij HAMR gebeurt iets gelijkaardigs, maar dan met warmte: een minuscuul lasertje verwarmt het magneetje heel even, zodat het makkelijker te veranderen is.
Beide technieken lossen hetzelfde probleem op, maar op een andere manier. Ze werden ontwikkeld omdat de klassieke methode, PMR (Perpendicular Magnetic Recording), haar limiet bijna bereikt heeft.
Het voordeel van MAMR en HAMR is dat harde schijven veel meer opslagruimte krijgen zonder trager of minder betrouwbaar te worden. Dat maakt ze ideaal voor datacenters, computers en cloudopslag.